Betekenis van de schalen
Angst meet verhoogde arousal, algemene symptomen zoals zenuwachtigheid, spanning, alsook specifieke zoals paniekaanvallen en rusteloosheid. Als cognitieve componenten: onheilsgevoelens en angstige gedachten en voorstellingen. Aanduiding voor gegeneraliseerde angst.
Agorafobie meet een disproportionele reactie van vrees in open ruimten, in openbare gelegenheden en bepaalde plaatsen, waarbij de persoon zich zwak voelt, bang is niet op een vertrouwde ander te kunnen steunen, of bang is de beheersing over zijn aanwezigheid te verliezen.
Depressie meet neerslachtige stemming, onvermogen te genieten, verlaagde zelfwaardering, gedachten van schuld, hulpeloosheid, dood en zelfmoord. Ook lichamelijke symptomen zoals verlies van eetlust, gebrek aan energie en vermindering van seksuele interesse.
Somatische klachten meet somatisering: klachten die vaak samenhangen met psychogene of stressgerelateerde problemen.
Insufficiëntie meet insufficiëntie van denken en handelen: gedachten, impulsen en problemen bij het uitvoeren van dwanghandelingen. Vooral problemen in het cognitief functioneren staan centraal.
Sensitiviteit meet wantrouwen (en paranoïde ideeën) en interpersoonlijke sensitiviteit. De onvrede kan zowel naar buiten worden geprojecteerd (vijandige houding) als een gevoel van persoonlijke inadequatie en inefficiëntie in het contact met anderen.
Hostiliteit meet gedachten, gevoelens of gedragingen die kenmerkend zijn voor de negatieve gemoedstoestand van woede.
Slaapproblemen meet moeilijkheid om in slaap te vallen, te vroeg wakker worden en een onrustige of gestoorde slaap.
De totaalscore meet het algemene niveau van psychisch functioneren.